De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVM. 2001/1574
datum
11-05-2001
onderwerp
Nederlands standpunt verordening EU-levensmiddelenwet en oprichting
Europese Voedsel Autoriteit
TRC 2001/4683 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In deze notitie informeren wij u over het standpunt dat Nederland inneemt in de onderhandelingen over het eind vorig jaar gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie voor een ontwerpverordening tot vaststelling van de algemene beginselen en vereisten van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedsel Autoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (doc. 14174/00). Rechtsgrondslag van het voorstel zijn de artikelen 37, 95, 133 en 152 van het EG-Verdrag. Besluitvorming zal in codecisie met het Europees Parlement plaatsvinden. Deze ontwerpverordening is één van de centrale wetgevingsvoorstellen die voortvloeien uit het Witboek Voedselveiligheid. Een regeringsstandpunt over het Witboek ontving de Kamer reeds in april 2000. Deze notitie bouwt voort op dat regeringsstandpunt.
up
datum
11-05-2001
kenmerk
VVM. 2001/1574
bijlage
Inleiding
De regering acht Voedselveiligheid één van de grootste uitdagingen
voor de Europese Unie. Het is een beleidsterrein waarop bij uitstek
een gemeenschappelijke aanpak gewenst is. De recente voedselcrises
hebben dit eens te meer aangetoond. Deze voedselcrises hebben geleid
tot een kritischer houding van de consument ten aanzien van zijn
voedsel en een sterke maatschappelijke druk op de overheid om de
voedselveiligheid te garanderen. Het garanderen van een hoog
beschermingsniveau van de volksgezondheid als centrale doelstelling
van de ontwerpverordening wordt door Nederland dan ook ondersteund. De
ontwerpverordening vervult volgens Nederland een belangrijke rol in
het creëren van een eenduidig kader voor het toekomstige
voedselveiligheidsbeleid in de EU en draagt middels de oprichting van
een Europese Voedsel Autoriteit (EVA) bij aan het herstellen van het
vertrouwen van de consument in voedselveiligheid. De vormgeving van de
Autoriteit wordt van groot belang geacht om de beginselen van
voedselveiligheid adequaat ten uitvoer te kunnen brengen. Als
vestigingsplaats van de EVA geeft Nederland de voorkeur aan Brussel.
Op nationaal niveau is reeds een aantal initiatieven ontwikkeld,
waarbij het waarborgen van de voedselveiligheid en het herstellen van
het vertrouwen van de consument in de voedselveiligheid centraal
staan. Naar aanleiding van het rapport Berenschot inzake
voedselveiligheid is een Interdepartementaal Comité Voedselveiligheid
ingesteld teneinde de coördinatie, controle en communicatie rond
voedselveiligheid te verbeteren. Bovendien heeft het kabinet in de
Nota Voedsel en Groen, van juli 2000, een aantal specifiek op
voedselveiligheid gerichte beleidsvoornemens uiteengezet, zoals de
totstandkoming van een onafhankelijk, hoogwaardig onderzoeksinstituut
voor de voedselveiligheid, adequate ketencontrolesystemen en een
verbeterde communicatie over voedselveiligheid. Met de oprichting van
de Nederlandse Voedsel Autoriteit (NVA) zal aan deze voornemens
concreet vorm worden gegeven.
De in de Europese ontwerpverordening voorgestelde algemene beginselen
sluiten goed aan bij de in Voedsel en Groen gestelde
kabinetsvoornemens. Tevens wordt tegemoet gekomen aan voor Nederland
belangrijke uitgangspunten, zoals de instelling van een onafhankelijke
wetenschappelijke raad (Adviesforum) en een beperkte omvang van de
Raad van Bestuur. Ook de oprichting van een onafhankelijke Europese
Voedsel Autoriteit wordt door Nederland van harte ondersteund;
Nederland onderstreept hierbij het belang van een heldere scheiding
tussen risicobeoordeling door de EVA en risicobeheer door de lidstaten
c.q. EP en Commissie. De verordening biedt dan ook een belangrijk
kader voor een geïntegreerd voedselveiligheidsbeleid.
Door de Europese Raad van Nice is de wens uitgesproken dat de Europese
Voedsel Autoriteit reeds per begin 2002 operationeel dient te zijn.
Het Zweedse voorzitterschap streeft er dan ook naar in juni dit jaar
tot een gemeenschappelijk standpunt in eerste lezing over deze
ontwerpverordening te komen. Het Belgische voorzitterschap hoopt
vervolgens in het tweede halfjaar van 2001 de besluitvorming af te
ronden.
Hoofdlijnen voorstel
De centrale doelstelling van de ontwerpverordening is het garanderen
van een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid. In de
verordening zijn de algemene beginselen en vereisten voor
levensmiddelenwetgeving in de hele keten vastgelegd. Hiermee wordt
harmonisatie binnen de EU beoogd van de thans uiteenlopende
benaderingen in de lidstaten ten aanzien van voedselwetgeving. Volgens
de in het voorstel gevolgde benadering is de producent in eerste
instantie verantwoordelijk voor de veiligheid van het voedsel (of het
diervoer) dat hij produceert. De overheid stelt normen en controleert
of de producenten zich aan deze normen houden. Levensmiddelenwetgeving
in de zin van de verordening bevat alle stadia van productie,
waaronder primaire productie, alsmede regelgeving met betrekking tot
diervoeders. De wetgeving op al deze terreinen wordt dus als een
samenhangend geheel beschouwd.
Het voorzorgsbeginsel en de toepassing ervan op de
levensmiddelenwetgeving wordt gedefinieerd. Dit beginsel houdt in dat
de overheid uit voorzorg maatregelen kan treffen ter bescherming van
de gezondheid of het milieu, op basis van gegronde redenen ten aanzien
van een onaanvaardbaar groot risico, maar waar (nog) geen volledige
wetenschappelijke informatie over bestaat.
Ten aanzien van de Europese Voedsel Autoriteit valt op dat de
Commissie kiest voor een brede formulering van haar werkterrein.
Volgens deze formulering wordt niet alleen voedselveiligheid tot het
werkterrein van de EVA benoemd, maar zouden ook onder andere
milieubescherming, plant- en diergezondheid, en genetisch
gemodificeerde organismen (ggo's) hiertoe gaan behoren. Ook wil de
Commissie het beheer van het systeem voor snelle waarschuwingen (Rapid
Alert System) bij de EVA neerleggen. Voorts stelt de Commissie voor,
de risicobeoordeling (i.e. wetenschappelijke adviezen) de hoofdtaak te
maken van de Europese Voedsel Autoriteit. Het risicobeheer (i.e. het
nemen van maatregelen) zou volgens het voorstel bij de Commissie en de
lidstaten moeten blijven berusten. Voor wat betreft het uiterst
belangrijke punt van de communicatie, stelt de Commissie voor die
scheiding te blijven volgen: de EVA communiceert over de
risicobeoordeling, Commissie en lidstaten over het risicobeheer. Met
het oog op de samenhang van het risico-communicatieproces wordt
voorgesteld een nauwe samenwerking te laten bestaan tussen de
verschillende actoren in dit proces.
De Commissie stelt voor de EVA vorm te geven door de instelling van
een Raad van
Bestuur die toezicht houdt, en waarin vertegenwoordigers van de
lidstaten, het Europees Parlement, de Commissie en van de
industrie/consumenten zitting hebben. Tevens wordt een directeur
benoemd ten behoeve van de dagelijkse leiding, die wordt bijgestaan
door het Adviesforum, waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit
Adviesforum vormt een belangrijke schakel tussen de EVA en de
nationale voedselautoriteiten. De wetenschappelijke adviezen worden
verzorgd door het Wetenschappelijk Comité en de permanente
wetenschappelijke panels. Dit Wetenschappelijk Comité zal bestaan uit
de voorzitters van de diverse wetenschappelijke panels, aangevuld met
zes onafhankelijke deskundigen, en verzorgt de coördinatie tussen de
wetenschappelijke panels. Deze panels zijn op deelgebieden van het
werkterrein van de EVA inhoudelijk deskundig en stellen in
samenwerking met nationale en internationale onderzoeksinstellingen
een advies op. De Commissie stelt een hoge mate van transparantie
voor, ook wanneer er sprake is van conflicterende wetenschappelijke
meningen.
Tot nu toe hebben zich vier steden formeel gekandideerd om de EVA te
huisvesten, te weten: Helsinki, Barcelona, Parma en Lille. Verder doet
de naam van Luxemburg de ronde als voorkeur van de Commissie. Formeel
is Luxemburg echter geen kandidaat. Omwille van een goede afstemming
tussen Raad, Europees Parlement, Commissie enerzijds en de EVA
anderzijds - met name in tijden van crises - is Nederland voorstander
van Brussel als vestigingsplaats voor de EVA. Indien Brussel niet tot
de mogelijkheden zou behoren, is de nabijheid van de Europese
instellingen voor Nederland een belangrijk argument.
Inhoud ontwerpverordening
Hoofdstuk I: Toepassingsgebied en definities
Het voorstel is van toepassing op het gehele productie en
distributieproces voor voedsel en diervoeders (geïntegreerde
ketenbenadering). Het begrip levensmiddel wordt hiermee voor Europese
wetgeving vastgelegd. Overige definities die aan de orde komen zijn
onder andere: 'levensmiddelenbedrijf, 'diervoeder', 'risicoanalyse'.
Nederland is het op hoofdlijnen eens met het geformuleerde
toepassingsgebied en de voorgestelde definities.
Hiermee wordt een eenduidig kader geschapen voor toekomstige
levensmiddelen-wetgeving. Met name de geïntegreerde ketenbenadering
wordt door Nederland zeer belangrijk geacht.
Nederland is wel van mening dat er een heldere afbakening moet komen
tussen de verordening en de Richtlijn 98/83/EG betreffende de
kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie
(Drinkwaterrichtlijn).
Hoofdstuk II: Algemene Levensmiddelenwetgeving
In dit hoofdstuk wordt een aantal beginselen vastgelegd die een kader
moeten vormen voor toekomstige levensmiddelenwetgeving en worden
vereisten geformuleerd voor de veiligheid van levensmiddelen en
diervoeders. De doelstellingen van de levensmiddelenwetgeving zijn
zeer ruim geformuleerd: naast de bescherming van de gezondheid en
veiligheid van de mens worden ook milieubescherming, plant- en
diergezondheid en dierenwelzijn beoogd. Tevens worden beginselen
neergelegd voor de handel in levensmiddelen, en voor transparantie van
besluitvorming. Nederland hecht zeer aan het vastleggen van de
voorgestelde beginselen. Deze sluiten aan bij de voornemens die het
kabinet in de Nota Voedsel en Groen uiteengezet heeft om te komen tot
een herstel van het vertrouwen van de consument in zijn voedsel.
Ten aanzien van de definiëring van deze beginselen wil Nederland
nadrukkelijk wijzen op de kans om met deze integrale herziening van de
levensmiddelenwetgeving, eenduidige EU-regelgeving te verkrijgen en
deze te conformeren aan de internationale standaarden. De voornaamste
doelstelling van het ingediende voorstel is het handhaven van een hoog
niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, de veiligheid en
de consumentenbelangen. Binnen dit kader staat naar de mening van
Nederland voedselveiligheid centraal. Uiteraard dient deze
levensmiddelenwet ook de algemene doelstellingen van de bescherming
van de gezondheid en het leven van dieren of planten en de
milieubescherming, voorzover dit met de aard van de maatregel
verenigbaar is, te garanderen.
Voor Nederland zijn met name de volgende beginselen en vereisten van
belang:
* Eigen verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven
Nederland ondersteunt het beginsel dat de producent - middels
controlesystemen - de veiligheid van de producten in alle stadia
van productie en distributie in de bedrijven onder zijn beheer
moet kunnen garanderen. De overheid zal het toezicht richten op de
door het bedrijfsleven gehanteerde controlesystemen (toezicht op
toezicht). Hiermee wordt inhoud gegeven aan de
verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven
die in de Nota Voedsel en Groen op soortgelijke wijze wordt
vastgelegd. Het bedrijfsleven opereert in deze visie binnen door
de overheid vastgestelde kaders.
* Voorzorgsbeginsel
De definitie van het voorzorgsbeginsel in het voorstel is
grotendeels ontleend aan de Commissie Mededeling over het
voorzorgsbeginsel die zij in februari 2000 heeft gepresenteerd.
Door Nederland wordt de toepassing van het voorzorgsbeginsel bij
besluitvorming op het terrein van voedselveiligheid uitermate
belangrijk geacht. Aangezien door de Europese Raad van Nice een
resolutie over het voorzorgsbeginsel is aangenomen, dringt
Nederland ten behoeve van de eenduidigheid aan op een zo volledig
mogelijke aansluiting bij deze tekst in de
levensmiddelenwetgeving. Hiertoe dient er in de overwegingen een
expliciete verwijzing naar deze resolutie opgenomen te worden.
* Traceerbaarheid
Voorgesteld wordt om de traceerbaarheid van de herkomst van
levensmiddelen en diervoeders in alle stadia van de productie en
distributie als beginsel in de levensmiddelenwetgeving op te
nemen. In het voorstel wordt dit beginsel eveneens gedefinieerd.
Traceerbaarheid is een belangrijke waarborg voor voedselveiligheid
en voor het adequaat kunnen reageren in crisissituaties. Nederland
benadrukt derhalve voorstander te zijn van traceerbaarheid door de
gehele voedselketen heen. Op dit moment wordt in meerdere
voorstellen gewerkt aan het concept traceerbaarheid. Nederland
acht het van belang dat wordt aangesloten bij
richtlijnen/verordeningen die hierover reeds bestaan of in het
proces van totstandkoming zijn, met name de voorstellen voor de
Europese hygiëneverordening en de richtlijn inzake traceerbaarheid
van genetisch gemodificeerde organismen.
* Invoer en uitvoer van levensmiddelen
Ten aanzien van de invoer van levensmiddelen dienen volgens het
voorliggend document alle in de EU op de markt gebrachte
levensmiddelen aan de EU-eisen te voldoen of, indien er specifieke
overeenkomsten gelden, aan eisen te voldoen die tenminste
gelijkwaardig zijn. Ten aanzien van de uitvoer kan worden
opgemerkt dat de EU mogelijk hogere normen voor voedselveiligheid
hanteert dan de normen die in internationaal verband zijn
vastgesteld in bv. de Codex Alimentarius. Uitvoer uit de EU moet
voldoen aan deze internationale normen maar kan met voorafgaande
kennisgeving en instemming van het importerende land afwijken van
de in de EU gehanteerde normen (prior informed consent).
In dit kader dient aangemerkt te worden dat de definiëring van 'onveilig voedsel' beperkt dient te worden. Met betrekking tot de definitie van onveilige producten stelt de Commissie voor alle levensmiddelen als zodanig te kwalificeren die 'mogelijk schadelijk voor de gezondheid' en/of 'ongeschikt voor menselijke consumptie en verontreinigd' zijn. Nederland stelt voor deze definitie te beperken tot 'mogelijk schadelijk voor de gezondheid'. 'Ongeschikt voor menselijke consumptie' en 'verontreinigd' zijn vrij subjectieve, moeilijk wetenschappelijk te onderbouwen definities. Slechts in relatie tot de definiëring 'mogelijk schadelijk voor de gezondheid', worden 'ongeschikt voor menselijke consumptie' en 'verontreinigd' objectieve maatstaven. De toevoegingen 'ongeschikt voor menselijke consumptie' en 'verontreinigd' zijn zodoende overbodig.
De formulering over in- en uitvoer van levensmiddelen sluit aan bij de
huidige praktijk en voldoet in grote lijnen aan de eisen die de Wereld
Handels Organisatie stelt.
Conform de Nederlandse inzet in de WTO is een belangrijk uitgangspunt
met betrekking tot niet-handelspolitieke doelstellingen, dat deze
nooit verkapte instrumenten mogen zijn voor marktafscherming, die
beogen de comparatieve voordelen van ontwikkelingslanden - of andere
landen - te ondermijnen. Behoudens bovengenoemde aanpassing van de
definitie van 'onveilig voedsel' kan Nederland zich aansluiten bij het
voorstel.
Hoofdstuk III: Europese Voedsel Autoriteit
In dit hoofstuk worden de taken en de organisatie van de Europese
Voedsel Autoriteit vastgelegd. De oprichting van deze Autoriteit is
volgens Nederland van groot belang voor het toekomstige
voedselveiligheidsbeleid. De EVA zal, volgens de ontwerpverordening,
de Gemeenschap van onafhankelijk wetenschappelijk en technisch advies
voorzien om het beleid en de wetgeving te onderbouwen. Nederland kan
zich dan ook zeker in grote lijnen aansluiten bij de in het voorstel
vastgelegde taken. Echter, met betrekking tot de reikwijdte van de
werkzaamheden van de EVA is Nederland van mening dat zij zich in
eerste instantie zou moeten concentreren op voedselveiligheid. Het
herstel van het vertrouwen van de consument in zijn voedsel moet
immers serieus ter hand worden genomen. Een spoedige inwerkingtreding
van de EVA is hiervoor een belangrijke voorwaarde. In onderstaande
worden voor Nederland belangrijke elementen uit het voorstel met
betrekking tot de EVA toegelicht.
Takenpakket
* Reikwijdte
De taak van de EVA is het verzamelen van onafhankelijke informatie
en het geven van wetenschappelijke adviezen. Door de Commissie
wordt voor een zeer breed werkterrein geopteerd, waarbij de EVA
eveneens een adviserende taak krijgt toebedeeld op gebieden die
niet direct of indirect gerelateerd zijn aan voedselveiligheid,
zoals milieubescherming, dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn
en bepaalde genetisch gemodificeerde organismen. Volgens de
Commissie is deze missie met opzet ruim geformuleerd. De EVA zal
een totaaloverzicht moeten gaan bieden van alle taken die met
levensmiddelen (en dus ook de productie ervan) te maken hebben.
Voedselveiligheid wordt hierbij weliswaar als eerste prioriteit
gehandhaafd, maar met het oog op coherentie met aanverwante
terreinen of daar waar de communautaire wetgeving dat vereist
(bijvoorbeeld op het gebied van milieubescherming) worden ook
andere aspecten onder het mandaat van de EVA geschaard.
Nederland is van mening dat een uitgebreide taakstelling voor de
EVA in de toekomst tot de mogelijkheden behoort. Om recht te doen
aan de oproep van de Europese Raad van Nice om de EVA begin 2002
operationeel te laten zijn en om snel het hoofd te kunnen bieden
aan voedselcrises, is Nederland echter van mening dat de EVA zich
in eerste instantie toe zou moeten leggen op aspecten die direct
of indirect verband houden met de veiligheid van voeding. De
noodzaak tot de oprichting van de EVA is immers ingegeven door de
sterk toegenomen roep om bescherming van de consument. Bij goed
functioneren van de EVA zal in de toekomst wel in een uitbreiding
van het takenpakket kunnen worden voorzien.
Hierbij kan met name aan milieubescherming worden gedacht,
vooralsnog uitgezonderd ggo's. In 2003 zal de Commissie verslag
doen van een beoordeling van de haalbaarheid van een
gecentraliseerde communautaire toelatingsprocedure voor het in de
handel brengen van ggo's. Afhankelijk van de uitkomst van dit
verslag zal overwogen worden of naast de veevoeder- en
voedselveiligheidsbeoordeling van ggo's die al onder de EVA
vallen, ook de beoordeling van de risico's voor mens en milieu bij
de EVA zal worden ondergebracht.
* Systeem voor Snelle Waarschuwingen (Rapid Alert System, RAS)
In de voorstellen van de Commissie krijgt de EVA de taak om het
systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en
diervoeders te beheren. Via dit systeem worden lidstaten snel
geïnformeerd over (potentiële) bekende risico's van
voedselproducten die de grenzen van een lidstaat overschrijden en
over de maatregelen die de betreffende lidstaat reeds heeft
getroffen. Het gaat veelal om overschrijdingen van bestaande
normen die derhalve direct beheersmaatregelen vergen. In de
ontwerpverordening wordt het praktisch beheer van het RAS bij de
EVA ondergebracht. In hoofdstuk IV van de ontwerpverordening komt
het RAS uitvoerig aan de orde. Er zal daar ook nader worden
ingegaan op de verschillende argumenten.
* Opsporen van nieuwe risico's
De EVA krijgt in het voorstel een belangrijke rol toebedeeld op
het gebied van het monitoren en identificeren van opduikende
risico's. Uit de breed opgezette kennisstructuur van de EVA kan
immers informatie worden vergaard, waarop (pro)actief onderzoek
naar nieuwe risico's kan worden gevoerd. Dit om in geval van een
crisis als BSE, wetenschappelijk beter voorbereid te zijn om de
risicobeoordeling uit te voeren. Met deze taak van de EVA wordt
tegemoet gekomen aan de suggestie van Nederland om de EVA niet
alleen onderzoek uit te laten voeren naar het (opnieuw) opduiken
van bekende risico's, maar ook de kans op het opduiken van nieuwe,
onbekende risico's te onderzoeken, zodat door Commissie en
lidstaten tijdig preventieve maatregelen kunnen worden genomen. In
samenhang hiermee hecht Nederland tevens aan de ontwikkeling van
een systematiek waarmee deze nieuwe risico's vroegtijdig in beeld
kunnen worden gebracht. Nederland is van mening dat dit aspect in
het voorstel nadrukkelijker tot uiting dient te komen.
* Communicatie
De Commissie stelt voor om de EVA eigenstandig te laten
communiceren ten aanzien van het verzamelen van de gegevens en de
door haar uitgebrachte adviezen. Aangezien in het voorstel ook het
beheer in het kader van het Rapid Alert System onder de
bevoegdheid van de EVA geplaatst wordt, zou de EVA eveneens over
de via het Rapid Alert System genomen beheersmaatregelen kunnen
communiceren. Tenslotte heeft de Commissie in haar mondelinge
toelichtingen over dit voorstel laten doorschemeren dat de EVA in
crisissituaties eveneens ad hoc communicatietaken zou kunnen
krijgen toebedeeld door de Commissie.
Nederland is van mening dat communicatie over risicobeoordeling
nadrukkelijk wel een taak is van de EVA en dat deze zich moet
uitstrekken over haar hele werkterrein. Daarentegen is het
uitgangspunt voor Nederland dat de communicatie over risicobeheer bij
de lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement gezamenlijk ligt.
Bij een calamiteit kijkt de consument voornamelijk naar de nationale autoriteiten. Daarom is Nederland van mening dat in crisissituaties de primaire communicatieverantwoordelijkheid over nationaal genomen maatregelen bij de nationale overheid zou moeten berusten.
Organisatorische opzet
De Commissie stelt in de ontwerpverordening een organisatiestructuur
voor die bijdraagt aan de deelname van de diverse belanghebbenden van
de EVA, en die volgens Nederland goede waarborgen van
onafhankelijkheid dient te bevatten. Naast een Raad van Bestuur en een
benoemde directeur, wordt voorgesteld een Adviesforum op te richten,
dat een belangrijke schakel tussen de EVA en de nationale
voedselveiligheidsinstituten dient te gaan vormen. Voorts voorziet het
voorstel in een herstructurering van de bestaande wetenschappelijke
comité's teneinde de wetenschappelijke advisering van de EVA te
stroomlijnen.
* Raad van Bestuur/directeur
In het voorstel wordt voorgesteld de Raad van Bestuur van de EVA
samen te stellen uit vier vertegenwoordigers van de Raad, vier
vertegenwoordigers van de Commissie, vier vertegenwoordigers van
het Europees Parlement en vier vertegenwoordigers van
industrie/consumenten. De directeur zou op voorstel van de
Commissie door de Raad van Bestuur benoemd moeten worden.
Nederland is voorstander van een compacte en slagvaardige Raad van
Bestuur en sluit zich dan ook aan bij het Commissievoorstel.
Nederland hecht er wel aan dat in het voorstel criteria worden
opgenomen op grond waarvan de vertegenwoordigers gekozen worden en
wenst meer inzicht in de wijze waarop in een roulatiesysteem zal
worden voorzien.
* Adviesforum
De Commissie stelt voor een Adviesforum in te stellen bestaande
uit één vertegenwoordiger per lidstaat van vergelijkbare nationale
instituten. De vertegenwoordigers worden door de lidstaten
aangewezen. Dit Adviesforum wordt ingeschakeld bij
wetenschappelijke conflicten waarbij een nationale
voedselautoriteit betrokken is. Ten aanzien van de overige taken
en bevoegdheden van het Adviesforum dient het voorstel nog nader
te worden gepreciseerd.
Met de instelling van een Adviesforum wordt tegemoet gekomen aan
de suggestie van Nederland om een wetenschappelijke raad in te
stellen. Hiermee wordt het draagvlak voor de EVA bij de nationale
instituten en de cohesie van informatiestromen binnen het netwerk
waarin de EVA opereert gewaarborgd. Nederland is overigens van
mening dat het uitdrukkelijk moet gaan om wetenschappelijke en
niet om politieke vertegenwoordigers, mede gezien de taak die aan
het Adviesforum wordt toegekend bij wetenschappelijke conflicten.
* Wetenschappelijke panels
Door de Commissie wordt voorgesteld de huidige wetenschappelijke
comités te laten vervallen en in plaats hiervan panels in te
stellen. Daarnaast zal een aantal 'nieuwe' panels worden
ingesteld. Zoals in de huidige opzet van de comités zullen de
panels bestaan uit onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen en
worden bijgestaan door werkgroepen.
De invulling van deze panels is direct gerelateerd aan de breedte
van het werkterrein. Immers, wetenschappelijke adviezen over zaken
die niet aan voedselveiligheid gerelateerd zijn zullen buiten de
EVA tot stand moeten komen.
De door de Commissie voorgestelde instelling van panels sluit aan op
de Nederlandse reactie op het Witboek, waarin Nederland voorstelde de
bestaande wetenschappelijke comités, voorzover betrekking hebbend op
voedselveiligheidsaspecten, op te heffen en de werkzaamheden voort te
zetten in de EVA. Ten aanzien van de nadere invulling van de panels is
Nederland van mening dat voldoende moet worden gegarandeerd dat
wetenschappelijke kennis op andere terreinen dan voedselveiligheid
(zoals milieu, plantenziektekunde, diergezondheid en -welzijn)
voorzover niet gerelateerd aan voedselveiligheid voldoende tot zijn
recht blijft komen. Eveneens wijst Nederland op de consequenties die
de overheveling van de verschillende comités naar panels zal hebben
voor de standpuntbepaling en werkwijze binnen en tussen de huidige
comités.
Hoofdstuk IV: Systeem voor snelle waarschuwingen, crisismanagement en
noodsituaties
De recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat een communautaire
aanpak voor voedselcrises strikt noodzakelijk is. Hiertoe dienen
duidelijke operationele procedures te bestaan die een doeltreffende
aanpak van voedselcrises door de Commissie mogelijk maken, vooral waar
een coördinatie en/of nauwe samenwerking met wetenschappers
noodzakelijk is. In deze ontwerpverordening worden nieuwe modaliteiten
overwogen om een optimale coördinatie te verzekeren en om het algemene
vermogen van de Gemeenschap te versterken teneinde de meest effectieve
maatregelen te identificeren om risico's voor de menselijke gezondheid
te voorkomen, te verminderen en te elimineren.
In het voorstel wordt een drietal procedures onderscheiden, te weten
een (verruimd) systeem voor snelle waarschuwingen (Rapid Alert
System), procedures voor crisismanagement en procedures voor
noodsituaties. Met betrekking tot het Rapid Alert System is een
duidelijke scheiding tussen risicobeheer en risicobeoordeling voor
Nederland richtinggevend. Ten aanzien van de overige procedures, is
het nog onvoldoende duidelijk welke criteria bepalend zijn voor de
keuze voor hetzij de procedure voor crisismanagement of de procedure
voor noodsituaties. Nederland hecht dan ook aan een duidelijke
omschrijving van deze criteria.
* Systeem voor snelle waarschuwingen (Rapid Alert System, RAS)
Het Rapid Alert System wordt momenteel beheerd door de Europese
Commissie. Via het RAS worden lidstaten snel geïnformeerd over
(potentiële) risico's van voedselproducten die de grenzen van een
lidstaat overschrijden en over de maatregelen die de betreffende
lidstaat reeds heeft getroffen. Het basiscriterium voor
notificatie aan de Commissie door een lidstaat is een
geconstateerde overschrijding van een vastgestelde norm waardoor
een voedselproduct een (ernstig) risico kan vormen voor de
gezondheid/veiligheid van de consument. Via het RAS worden de EU
lidstaten en eventueel betrokken derde landen geïnformeerd over de
normoverschrijding en de beheersmaatregelen die getroffen zijn in
het kader van voedselveiligheidsrisico's.
Op basis hiervan kunnen andere lidstaten overgaan tot het treffen
van maatregelen, zoals de sluiting van een bedrijf. In de melding
vanuit de Commissie aan andere lidstaten wordt een oordeel gegeven
over de ernst van de overschrijding, de politieke gevoeligheid en
de consumentenperceptie en daarmee een advies aan lidstaten om
actie te ondernemen.
In de ontwerpverordening wordt een verbeterd en verruimd Rapid
Alert System opgezet, dat de hele voedselketen bestrijkt. De
Commissie stelt voor de hierboven beschreven rol van de Commissie
in het RAS in zijn geheel over te dragen aan de EVA. Hierover
lopen de opvattingen tussen de lidstaten uiteen. Volgens de
voorstanders van het Commissievoorstel pleit vóór onderbrenging
van het RAS bij de EVA dat zulks de positionering van de EVA zou
kunnen versterken. Een sterk onafhankelijk instituut, met
betekenisvolle bevoegdheden, zou een duidelijk signaal vormen naar
de consument dat de voedselveiligheid in de EU serieus ter hand
wordt genomen. De wetenschappelijke expertise die bij de EVA
aanwezig is zou bovendien het functioneren van het RAS kunnen
ondersteunen. Tegenstanders van de onderbrenging van het RAS bij
de EVA vrezen dat de positie van de EVA als 'objectieve' instantie
voor risicobeoordelingen verloren zou kunnen gaan, wanneer via het
RAS de EVA ook een verantwoordelijkheid voor beleidsbeslissingen
krijgt. Zij stellen dat het RAS een managementinformatiesysteem is
dat het risicobeheer ondersteunt, met meldingen van
normoverschrijdingen waarna direct maatregelen moeten worden
getroffen door de regeringen. Een strikte scheiding tussen
risicobeheer en risicobeoordeling zou volgens hen betekenen dat
het RAS bij de Commissie dient te blijven. Ook voeren de
tegenstanders van de Commissiebenadering aan dat toedeling van
risicobeheerstaken aan de EVA de beginselen van democratische
verantwoording geweld aandoet, gezien het onafhankelijke karakter
van de EVA.
De kernvraag is dus of in het kader van het RAS in de toekomst
daadwerkelijke beleidsbeslissingen (= risicobeheer) worden
genomen. Nederland laat zich bij de discussie in Brussel leiden
door de uitgangspunten van enerzijds een sterke, onafhankelijke
EVA en anderzijds democratische controle op beleidsbeslissingen.
* Crisismanagement
De Commissie zal in nauwe samenwerking met de EVA een crisisplan
opstellen. De situaties waarop het crisisplan van toepassing is,
worden nauwkeurig vastgelegd. Tevens bevat dit crisisplan de
praktische en operationele procedures voor het managen van crises.
In geval van een voedselcrisis zal de EVA deelnemen aan de door de
Commissie voorgestelde op te richten eenheid voor
crisismanagement, waaraan de EVA de wetenschappelijke en
technische adviezen zal verstrekken. Deze eenheid zal vervolgens
een keuze maken uit de opties voor (spoed)maatregelen, en is
verantwoordelijk voor de communicatie aan het publiek. In
tegenstelling tot het geval van noodsituaties (zie onder) kan de
Commissie dus crisismaatregelen voorstellen maar niet eigenstandig
maatregelen nemen.
Nederland is overigens van mening dat de communicatie over de
nationaal genomen crisismaatregelen voorbehouden dient te blijven
aan de nationale autoriteiten. Zij worden immers aangesproken op
hun primaire verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de
burger. Het betreft onder andere nationale uitvoering van de door
het crisisteam voorgestelde maatregelen, zoals een nationaal
vervoersverbod voor runderen.
* Noodsituaties
Ingeval een levensmiddel waarschijnlijk een ernstig risico voor de
volksgezondheid inhoudt kan de Commissie op eigen initiatief of op
verzoek van een lidstaat meteen tijdelijke maatregelen
vaststellen. De genomen maatregelen worden binnen 10 dagen via een
regelgevend comité-procedure bevestigd, gewijzigd, ingetrokken of
verlengd. Indien de Commissie zelf nog geen maatregelen neemt mag
de lidstaat, onder onverwijlde in kennisstelling aan de Commissie
en de overige lidstaten, zelf maatregelen treffen. De Commissie
legt deze zaak dan binnen 10 dagen voor aan het regelgevend comité
met het oog op de vaststelling van maatregelen ter bevestiging,
wijziging, intrekking of verlenging van de tijdelijke beschermende
maatregel. Tot die tijd mag de lidstaat zijn eigen maatregelen
handhaven. Deze noodmaatregelen betreffen niet de producten die
voor diervoeders zijn bestemd, aangezien voor de aanpak van
noodsituaties op dit gebied vergelijkbare bepalingen momenteel bij
het Parlement en de Raad in behandeling zijn.
Nederland dringt aan op een verkorting van de periode waarin
lidstaten hun eigen maatregelen kunnen handhaven. Het is immers
van belang dat zo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot
communautaire maatregelen. Daarnaast vraagt Nederland zich af hoe
het verweer van de lidstaten wordt geregeld. In dit licht hecht
Nederland belang aan een duidelijke omschrijving van de criteria
om vast te stellen wanneer het een crisis of noodsituatie betreft.
Dit wordt immers door de Commissie vastgesteld.
Hoofdstuk V: Procedures en slotbepalingen
* Besluitvormingsprocedures
Het voorstel voorziet in de oprichting van één Comité voor
voedselveiligheid en diergezondheid. Dit Comité komt in de plaats
van de permanente Comités levensmiddelen, veterinair,
plantenziektenkunde en diervoeder. Dit Comité werkt volgens de
regelgevingsprocedure. Hoewel Nederland voorstander is van een
stroomlijning van procedures en comités, is zij tevens van mening
dat de oprichting van één nieuw Comité niet ten koste mag gaan van
de voortgang in de besluitvorming op meer technisch-inhoudelijke
onderwerpen van de huidige comités. Nederland plaatst dan ook
vraagtekens bij de praktische werkbaarheid van het voorstel.
Tot besluit
De onderhandelingen over de ontwerpverordening zijn nog in volle gang.
Uit het bovenstaande blijkt dat Nederland nog een aantal mogelijkheden
ziet de thans voorliggende tekst te verbeteren. Voorop staat echter
dat Nederland het Commissievoorstel ten algemene positief beoordeelt.
De grondbeginselen van de Commissievoorstellen, en de wijze waarop een
en ander is uitgewerkt, volgen grotendeels dezelfde logica als de
Nederlandse beleidsvoornemens.
De BSE-crisis en de MKZ-uitbraken hebben opnieuw geleid tot zorgen
onder de bevolking over de veiligheid van het voedsel.
Dit onderstreept de noodzaak van spoedige voortgang bij communautaire
inspanningen de voedselveiligheid te verbeteren. In dit licht is de
Nederlandse inzet erop gericht om deze ontwerpverordening zo spoedig
mogelijk vast te stellen. De Europese Voedsel Autoriteit, de
beginselen en vereisten inzake levensmiddelenwetgeving en de
stroomlijning van de procedures op het gebied van voedselveiligheid
zijn centrale elementen in de voornemens van het Witboek
Voedselveiligheid.
Het is van groot belang om de besluitvorming snel, in ieder geval in
2001, af te ronden. Met het oog daarop zal de eerste lezing in
Raadskader nog tijdens het Zweedse Voorzitterschap moeten worden
voltooid.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT,
dr. E. Borst-Eilers