Den Haag, 23 april 2001
SAMENVATTING VAN DE BIJDRAGEN VAN DE PVDA-FRACTIE AAN HET NOTAOVERLEG OVER
DE VIJFDE NOTA RUIMTELIJKE ORDENING
WOORDVOERDERS: ADRI DUIVESTEIJN EN STAF DEPLA
Bijdrage Adri Duivesteijn
Wij gaan eerst in op de hoofdlijnen van de nota zoals die nu voorligt en
onze opvattingen hierover, daarna op de hoofdlijnen van het ruimtelijke
ordeningsbeleid zoals dat zich in de komende tijd verder zal moeten
uitkristalliseren. De nota is een momentopname. Wij zullen de nota als
zodanig beoordelen maar willen ook verder kijken dan dit moment.
De nota in hoofdlijnen
De nu voorliggende nota is geen sterke nota, zo wordt duidelijk aan de hand
van de 'bijna ambachtelijke' criteria uit het rapport Notie van ruimte van
de parlementaire werkgroep Vijfde Nota (2000). Deze kamerbreed gedeelde
criteria komen neer op de eis van helderheid, duidelijkheid, navolgbaarheid,
uitvoerbaarheid, controleerbaarheid. We kunnen ook andere criteria noemen.
Van een nota ruimtelijke ordening verwachten we een gevoel van noodzaak en
richting; inzicht in de feitelijke ontwikkelingen en trends; een visie en
een dragend idee; kritische evaluatie van het staande beleid; en keuzen die
ook kunnen leiden tot reëel uitvoerbaar beleid.
De nota maakt hieraan afgemeten een onevenwichtige indruk. De nota wekt de
indruk dat het kabinet nog zoekende is, nog steeds op verkenning is en nog
steeds bezig is om scherp te stellen op de eigen ambities. We kunnen de
diagnose aldus samenvatten: de nota is te vroeg, en tegelijkertijd is hij te
laat verschenen.
De nota is te vroeg: een groot deel van de nota lijkt op een voorversie,
eigenlijk nog niet rijp om te voldoen aan de eisen die men aan een deel 1
van een PKB moet stellen.
* Veel inventarisatie; weinig keuzen. Er is veel materiaal voor een
nota RO verzameld, maar de sprong van voorversie naar beleid, naar een
trefzekere overheid op hoofdlijnen, is nog niet gemaakt. Te weinig keuzen in
de systematiek, bij de verwerking van de ruimteclaims en in de visie. Te
veel politieke keuzen zijn doorgeschoven: naar later of naar de lagere
overheden, of beide.
* Weinig overtuigende keuzen; b.v. interventiestrategieën. Voor de
keuze voor de drie 'interventiestrategieën' intensiveren, combineren,
transformeren (par. 4.1) ontbreekt nog een heldere, overtuigende
argumentatie. Evenmin overtuigend is waarom de drie andere denkbare
strategieën naar de tweede rang worden geschoven: prioriteiten stellen,
uitplaatsing, beleidsmatig de ruimteclaims verkleinen. Ons inziens vereisen
zijn deze drie strategieën meer aandacht.
* Keuzen met een onduidelijk lot; b.v. contouren. Een ogenschijnlijke
heldere keuze waarvan nog zeer de vraag is of ze wel effectief uitvoerbaar
is. Het kabinet geeft zelf al aan dat de contourenbenadering nog niet
uitgewerkt is. Dat maakt een goede discussie over dit sleutelonderdeel van
de nota bijna onmogelijk.
* Verborgen keuzen; b.v. Schiphol. Ook dit is een onevenwichtigheid:
een potentieel enorme ingreep met enorme maatschappelijke ophef wordt
letterlijk tussen haakjes verwerkt: 'Met het oog op de periode na 2010
worden de mogelijkheden onderzocht voor een beperkte uitbreiding of
aanpassing van het banenstelsel van Schiphol (onder andere zesde baan).'
(par. 6.4.2, 'Beleidskeuzen') Vgl. vijfde baan 10 jaar geleden in de Vinex.
De nota is te laat: de Vijfde Nota komt nu laat in de reeks ruimtelijke relevante nota's, terwijl ze idealiter voorop zou moeten lopen.
* Al aan het begin van de kabinetsperiode werd met smart uitgekeken
naar een effectieve nieuwe formulering van het ruimtelijk beleid van het
rijk. Vervolgens is de Vijfde Nota nog enkele keren uitgesteld.
* De krachtige economische en ruimtelijke dynamiek is gewoon
voortgegaan, met gewenste of aanvaardbare, maar ook ongewenste ruimtelijke
effecten. Er is een terechte zorg dat er door gebrek aan coördinatie en
visie kansen worden gemist; dat er kwetsbare en onvervangbare waarden
verloren gaan; en dat er met korte termijnplanning op langere termijn alleen
maar dure problemen worden geschapen.
* Het rijksbeleid voor afzonderlijke ruimtelijke sectoren is inmiddels
op veel terreinen vernieuwd: waterhuishouding, verkeer en vervoer, natuur en
landschap, ruimtelijk-economisch beleid, cultuurhistorie, wonen,
architectuurbeleid.
Maar: de nota heeft nog tijd, maar die moet goed worden gebruikt: reeds
bestaand rijksbeleid voor ruimtelijke sectoren bepaalt mede en beperkt de
speelruimte voor de ruimtelijke ordening, en voor het debat. Duidelijk moet
worden welke vastgestelde sectorale beleidslijnen in dezelfde richting
werken als dat wat het kabinet met de ruimtelijke ordening wil. Het gaat om
te beginnen om bondgenootschappen binnen de rijksoverheid.
Hoofdlijnen van het ruimtelijke ordeningsbeleid
Agenda
De nota moet de agenda zetten voor de komende 20 tot 30 jaar. Daarbij gaat
het om een duidelijk visie met expliciete keuzen.. De nog ontbrekende slag
kan in deel 3 alsnog worden gemaakt.
Leidende gedachte
Er ontbreekt nog een heldere leidende idee, een scherpzinnig idee over wat
de allerbelangrijkste, richtinggevende opgaven zijn. Wat wel opvalt is
hoezeer in de nota in hectaren wordt gerekend. De indruk die hiermee wordt
gewekt is dat Nederland vol dreigt te raken met ruimteclaims. De opgave die
daaruit voortkomt, is hoe we mét al die ruimtebehoeften juist ruimte kunnen
maken, in plaats van ruimte op te eten. Dat kan o.i. niet alleen met de
interventiestrategieën van intensiveren, combineren en transformeren. Daar
zijn ook keuzen voor nodig op basis van een meer uitgesproken visie.
Keuzen in de groei
Het is onmogelijk en ongewenst om ongelimiteerd alle groei te accommoderen
De groei zelf moet worden geproblematiseerd en gedifferentieerd. In plaats
van verspillend of zuinig ruimtelijk gebruik zouden we graag willen horen
over intelligent en passend ruimtegebruik. Centraal staan: waterhuishouding,
en de open, groene ruimte van EHS, Belvedere-gebieden,
Vogelrichtlijngebieden, agrarische hoofdstructuur. Dan keuzen tussen
economische activiteiten met hun consequenties: dienstensector, biologisch
innovatieve landbouw, transportsector? Hoge toegevoegde economische waarde
of bulk? De ruimtelijke ordening moet duidelijk maken welke keuzen er zijn,
wat realistisch is, en welke oplossingen wel en niet met elkaar te verenigen
zijn.
Lagenmodel
De nota bevat thans te veel ordeningsprincipes. Het is beter om één stramien
te hanteren dat door de nota heen terugkomt. Wij zien het strategische
voorstel van het 'lagenmodel' (nu alleen gebruikt als analytisch model in
h.3) hiervoor als een interessante optie.
Om het met een huis te vergelijken: de eerste laag (ondergrond,
waterstaat) is globaal die van de fundering; de tweede laag (netwerken) van
de draagconstructie, de leidingen en de licht- en luchttoetreding; de derde
laag (occupatiepatroon) van de inrichting. We kunnen het ook koppelen aan
een visie op de mens en de samenleving: eerst de basale levensbehoeften voor
iedereen, dan de sociale netwerken waarin mensen leven en opereren, en dan
de individuele ruimten. Waarbij de ruimte voor het individu geen restruimte
is maar juist wordt geoptimaliseerd door eerst de (collectieve)
randvoorwaarden veilig te stellen.
We kunnen aan de hand hiervan prioriteiten stellen in wat wij vrij willen
houden, wat we open willen houden, rekening houdend met differentiatie naar
langere en kortere termijn.
Water, natuur, cultuurlandschappen kunnen, naast hun eigen waarde, een harde
blauwe en groene contramal voor de verstedelijking vormen, om de stedelijke
investeringsdruk in de stedelijke gebieden te concentreren. Zo kunnen we het
verstedelijkingsvraagstuk behalve van binnenuit ook van buitenaf benaderen.
Na veiligstelling van blauw en groen blijven 'vrijzones' over voor
stedelijke economische groei en fysieke verstedelijking. Daarbinnen kun je
nadenken over hoe uit de bestaande constellatie van steden 'megasteden'
kunnen ontstaan.
Megastad
We moeten hardop durven zeggen welke feitelijke verstedelijking zich
afspeelt. We denken nog steeds in afzonderlijke steden en ook de
bestuurlijke organisatie is hierop gericht. Maar dit dekt al jaren de
feitelijke situatie niet meer. Steden en voorsteden en hun bewoners staan
allang in intensieve relaties tot elkaar. Feitelijk zijn er in Nederland
ontwikkelingen gaande in de richting van een megastad. Laten we die
realiteit erkennen en ons afvragen: wat kunnen wij nu doen om de kans zo
groot mogelijk te maken dat het straks een aantrekkelijke, leefbare,
afwisselende, megastad zal zijn? In de nota wordt dit perspectief slechts
impliciet erkend. N.a.v. de Deltametropool worden de huidige bufferzones
tussen de steden gezien als regionale parken in de metropool zullen worden.
Dat is een aanknopingspunt om op verder te gaan.
Beelden
Er moeten ruimtelijke ontwikkelingsbeelden komen die een indruk geven van de
toekomstige wenselijke ontwikkelingen. Geen blauwdrukken, wel indicaties.
B.v. het fascinerende beeld van een ruimtelijke ordening op verschillende
snelheden: in sommige delen van het land kunnen razendsnelle veranderingen
plaatsvinden, daarnaast is er ook plaats voor de lagere, kalmere snelheden
van bijvoorbeeld de natuur. Een ruimtelijke ordening die verschillen herkent
en die het beleven van ruimtelijke contrasten mogelijk maakt.
Investeringsprogramma
In de PKB 3 zouden tien concrete rijksprojecten in de ruimtelijke ordening
kunnen worden uitgewerkt: veelbetekenende projecten die aansluiten bij het
scala van opgaven zoals dat in het beleid als geheel blijkt. Vgl. de
werkwijze die is gevolgd in de Architectuurnota.
Aan deze rijksinterventies moet een meerjareninvesteringsprogramma worden
gekoppeld. Bestaande departementale investeringsvoornemens moeten worden
gestoeld op een alom gedragen ruimtelijk programma. Voorkomen moet worden
dat er in de toekomst nog een scala aan enkelvoudige investeringen blijft
bestaan. Ook de besteding van de ICES-gelden behoort hier
voorwaardenscheppend te zijn.
De burger
Hoe kan het rijk bevorderen dat er niet alleen ruimte voor mensen is, maar
dat de ruimte ook fundamenteel van mensen is? Ook in de ruimtelijke ordening
zijn vraagstukken aan de orde van hechting, betrokkenheid en zeggenschap op
meerdere schaalniveaus. Maar hoe zijn ze aan de orde? Dat is een vraag waar
ruimtelijke ordenaars steeds mee worstelen, gezien het schaalniveau van de
RO: het gaat over heel concrete zaken, die concreet ingrijpen in het leven
van mensen, maar het gaat over die concrete zaken op een tamelijk abstract
niveau. Toch moet de vraag steeds opnieuw gesteld.
Bestuurlijke verhoudingen
Zoals vaak in de RO is een van de meest beladen punten ook nu weer: de
verhouding tussen de verschillende bestuurslagen. Het gaat al gauw niet meer
om de zaak zelf, om de principes van ruimtelijke ordening; de discussie
wordt getrokken in de oneigenlijke tegenstelling tussen centralisatie en
decentralisatie.
Het kabinet heeft veel beslissingen doorgeschoven of overgeheveld naar
lagere bestuursniveaus. Dat is lang niet altijd weloverwogen
decentralisatie. Wij zijn vóór decentralisatie waar die mogelijk en zinvol
is, maar we zijn vooral voor taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op
het meest passende en effectieve niveau. Wat op rijksniveau thuishoort, mag
niet zo maar overgeheveld worden, gezien de noodzaak van checks and
balances.
Het RO beleid is thans nog te weifelend. Tekenend is de discussie over het
contourenbeleid. Dit beleid is o.i. nu nog veel te zwak om serieus kans van
slagen te hebben. Gek genoeg hebben veel lagere overheden dit
contourenbeleid inmiddels omarmd. Waarom? Misschien omdat ze nu al
inschatten dat de rijksinbreng zwak zal blijven?
Een overtuigender, zelfbewuster en krachtiger opstelling van het kabinet is
ook om twee andere redenen noodzakelijk. In de eerste plaats het
internationale en vooral Europese krachtenveld dat we in onze traditionele
fixatie op het geworstel tussen rijk, provincie en gemeenten gemakkelijk uit
het oog verliezen. In de tweede plaats het nog veel grotere en complexe
krachtenveld van alle andere actoren. Daarin moet de overheid vanuit een
zelfbewuste houding opereren.
Slot
We hebben een aantal hoofdlijnen genoemd. We zijn ontevreden over de Vijfde
Nota, deel 1, zoals die nu voorligt. Maar we kunnen ermee leven als deze als
een momentopname wordt beschouwd in een voortgaand proces, mits dat proces
in de komende maanden een forse impuls krijgt. De kwaliteit van het beleid -
in termen van b.v. consistentie, transparantie en overtuigingskracht - moet
fors worden verbeterd. Ons inziens kan dat ook. De nota bevat goede
aanknopingspunten, zoals de lagenbenadering, die beter tot hun recht kunnen
komen als het dode hout er omheen wordt weggesnoeid. Er moeten keuzen worden
gemaakt, inhoudelijk zowel als methodisch. Op basis van deze grote, dikke,
zware voorversie, bijgenaamd de 'stoeptegel van Pronk', kan dan de echte
Vijfde Nota worden gemaakt als een slanke, elegante pocket.
Bijdrage Staf Depla
De PvdA wil een groen-blauwe grens trekken. Dat wil de PvdA terugzien in de
uiteindelijke vijfde nota RO. Met die groen-blauwe grens willen we de
kwetsbare functies beschermen. Niet omdat ze kwetsbaar zijn maar omdat ze
grote waarden hebben. Ruimte voor water voor veiligheid, droge voeten en
voldoende zoetwatervoorraden. Natuur en aantrekkelijke landschappen vanwege
de waarden op zichzelf voor ons en toekomstige generaties. Onmisbare als
uitloop voor burgers van een sterk verstedelijkt land. Maar ze hebben ook
economische betekenis. Het economisch belang van toerisme en recreatie
groeit. Toegankelijke aantrekkelijke landschappen, groen en open ruimte zijn
hierbij onmisbaar. Zoals ze ook onmisbaar zijn voor een aantrekkelijk
vestigingsklimaat.
De PvdA wil die waarden beschermen door een grens te trekken. Door die
gebieden planologisch te beschermen met lichtgroene en groene contouren.
Niet alleen een grens trekken. Ook investeren in deze gebieden, en het
zoeken en mobiliseren van bondgenoten om op een vanzelfsprekende manier die
grenzen te beschermen en kwetsbare waarden verder te ontwikkelen.
Door het landschap aantrekkelijk en goed toegankelijk te maken komen burgers
in beweging als die waarden aangetast worden. Of het bedrijfsleven komt in
beweging als hun investeringen in gevaar komen als er onvoldoende ruimte
voor het water wordt gereserveerd.
Wij willen volgende programma in groen-blauwe grens terug zien:
* Natuur staat in de groene contour centraal. In groene contour niet
alleen ecologische hoofdstructuur maar ook 275.000 cultuur historisch
waardevolle gebieden en de zogenaamde robuuste verbindingen die de
Ecologische hoofdstructuur met elkaar verbindt.
* Een grotere aantal nationale landschappen. Planologisch beschermd
door het 'nee tenzij' principe. Er mag alleen gebouwd worden als het de
kwaliteit van het gebied versterkt. Nationale Landschappen als contra mal
van de grote stad. En nationale landschappen voor gebieden met grote
landschappelijke waarden. Delen van nationale landschappen kunnen in de
groene contour vallen.
* De Hollandse waterlinie en de Stelling van Amsterdam als
landschap-water project uitvoeren. Op die manier laten zien dat water niet
alleen in woord maar ook in daad urgent is.
* Water als ordenend principe in Ruimtelijke Ordening niet 20 jaar
uitstellen. Daarom ook alle bouw en infraplannen in de pijplijn toetsen op
consequenties voor ruimte voor het water.
* Aanwijzen van een agrarische hoofdstructuur voor de grond gebonden
landbouw. De grondgebonden landbouw blijft samen met de natuur de
belangrijkste en onmisbare drager van ons open en aantrekkelijk landschap.