Rechtbank Breda



"geluidswal"

Bron: Rechtbank Breda

Datum actualiteit: 23-04-2001

Vrijstelling ex art. 19 WRO voor geluidswal van 15 meter hoogte langs A27 ter hoogte van Bavel. Volgen van de anticipatieprocedure in dit geval aanvaardbaar. Belangenafweging niet onredelijk

ELRO-nummer: AB1249 Zaaknr: 00 / 633 00 / 655 00 / 659
Bron: Rechtbank Breda
Datum uitspraak: 20-04-2001
Soort zaak: bestuursrecht
Soort uitspraak: uitspraak

00 / 592 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA 00 / 633 Zevende kamer
00 / 655
00 / 659

Uitgesproken d.d.:
20 april 2001
UITSPRAAK

in het geding tussen:


1. e.a., wonende te , (eisers sub 1), mr. te , gemachtigde;
2. Vereniging "Dorp Bavel", te , (eiseres sub 2),
te , gemachtigde;
3. e.a., wonende te , (eisers sub 3);
4. , wonende te , (eiser sub 4), te , gemachtigde,

en

de raad van de gemeente Breda, te Breda, verweerder, mr. B.P.M. van Ravels, te Breda, gemachtigde.


1. Procesverloop:


Bij besluit van 30 september 1999, verzonden op 6 oktober 1999, heeft verweerder, met toepassing van artikel 19 van de WRO, aan de Directeur Grondbedrijf, Econo-mische Zaken en Projectmanagement van de gemeente Breda (hierna: de Directeur) vrijstelling verleend van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken ten behoeve van de aanleg van een ge-luidswal in het gebied Nieuw-Wolfslaar.

Tegen dit besluit hebben eisers bij afzonderlijke brieven bezwaarschriften inge-diend bij verweerder.

Bij besluit van 24 februari 2000 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben eisers bij afzonderlijke brieven beroep ingesteld bij de rechtbank.

De beroepen zijn behandeld ter zitting van 22 juni 2000.

Bij uitspraak van 11 juli 2000 heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek wordt heropend en dat een deskundige zal worden opgedragen een schriftelijk advies uit te brengen.

De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) aangewezen als deskundige en de StAB heeft op 10 oktober 2000 gerapporteerd. Partijen hebben van de gelegenheid om hierop te reageren gebruik gemaakt.

De behandeling van de beroepen is vervolgens voortgezet ter zitting van 12 maart 2001. Eisers sub 1 hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. en . Namens eiseres sub 2 is verschenen . Eisers sub 3 hebben zich laten vertegenwoordigen door . Eiser sub 4 is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde . Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda alsmede door mr. P. Ruis, G. Rooijmans en mr. I.R.G.W. Verschuuren, allen ambtenaar der gemeente. Mr. Verschuuren heeft tevens als gemachtigde van de Directeur het woord gevoerd.


2. Beoordeling:


2.1. In geschil is de gehandhaafde vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO ten behoeve van de aanleg van een geluidswal ter hoogte van de te ontwikkelen Vinex-locatie IJpelaar Zuid-Oost (inmiddels aangeduid met: Nieuw Wolfslaar).

De vrijstelling is verleend voor de aanleg van een geluidswal volgens het definitieve ontwerp van mei 1999. Het betreft een overwegend 15 meter hoge aarden wal met een lengte van circa 1400 meter langs de A27 met zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde een haaks daarop staande "zijtak" van circa 250 meter. Deze zijtakken nemen in hoogte af van 15 meter tot circa 5 meter. De geluidswal heeft een helling van 1:2 aan de zijde van de A27 en 1:3 aan de woningbouwzijde, met een glooiing in het midden tot 10 meter, alwaar een fietsers- en een voet-gangersbrug als verbinding met geprojecteerd zijn. De breedte van de wal is aan de voet ervan circa 80 meter. In de wal zal naar ver-wachting circa 800.000 m3 grond worden verwerkt. In de lengterichting zijn bouw-kundige elementen gedacht, te weten de zogeheten schanskorven. Dit zijn metaal-gazen dozen gevuld met stenen, die in hoogte variëren van 1 meter tot - in gestapelde vorm - 7 meter. Genoemde hoogte van 15 meter is inclusief de schanskorven. Na voltooiing van de aanleg zal de geluidswal aan de woningbouwzijde (tevens) gaan fungeren als vrij toegankelijk parkgebied met speel-voorzieningen en een "amfitheater".

2.2. Aangezien het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitenge-bied" de oprich-ting van de geluidswal niet toelaat is vrijstelling van dat plan vereist. Teneinde die vrijstelling te kunnen verlenen, heeft verweerder op 26 maart 1998 een voorbereidingsbesluit genomen. Op 25 maart 1999 is wederom een voorbereidings--besluit genomen, dat op 5 april 1999 in werking is getreden. Gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben de vereiste verklaring van geen bezwaar bij besluit van 9 juli 1999 verleend. Aan de formele voorwaarden voor het toepassen van artikel 19 van de WRO is derhalve voldaan.

2.3. De bezwaren van eisers zijn niet zozeer gericht tegen bebouwing van de Vinex-locatie en het daarvoor aanleggen van een geluidswal als wel tegen de hoogte van de thans ontworpen geluidswal. Het merendeel van de eisers woont aan de overzijde van de A27, in , alwaar wordt gevreesd voor verminderd uitzicht en - met name bij ongunstige weersomstandigheden - voor geluidsreflectie.
Eisers sub 1 hebben meer specifiek gewezen op de onduidelijkheid over de in-vulling van de afsluiting van de wal aan de noordzijde. In de structuurschets Nieuw Wolfslaar en in het definitieve ontwerp van de wal wordt uitgegaan van bijzondere (kantoor)--bebouwing in de wal, maar de in geding zijnde vrijstelling heeft geen betrekking op deze bebouwing, terwijl voorts het opnemen van kantoorbestemming in een woonwijk volgens eisers sub 1 strijdig is met het provinciale beleid. Eiser sub 4 heeft als eigenaar van de Bavelse molen aangevoerd dat door de thans voorgestelde hoogte van 15 meter de windvang wordt aangetast en dat de te ver-wach-ten windturbulentie eveneens een negatief effect heeft op het functioneren van de molen. Daarnaast hebben eisers een groot aantal bezwaren naar voren gebracht die (even-eens) betrekking hebben op de versnipperde besluitvorming - naast de in geding zijnde vrijstelling voor de wal en de milieu-vergun-ning voor de aanleg ervan is gewe-zen op de toekomstige woningbouwprojecten en de bebouwing aan de noordzijde - en die uitmonden in de stelling dat de bestemmings-planpro-cedure had moeten worden gevolgd. Daarenboven is er onvoldoende urgentie aanwezig voor het volgen van de anticipatieprocedure, aldus eisers.

2.4. Uit het karakter van de anticipatieprocedure vloeit voort dat het gebruik van dit instrument slechts passend is indien daarvoor voldoende dringende redenen aanwezig zijn en daaraan geen overwegen-de bezwaren zijn verbonden. Volgens vaste juris-prudentie is de mate van de te verlangen spoedeisendheid van de bouwplannen af-hankelijk van de omvang van de inbreuk op het ter plaatse geldende planologi-sche regime alsmede van de planologische uitstraling die de bouw-plannen op de omgeving hebben. Daarbij zij aangetekend dat naar gelang de ingreep zwaarder is, het belang van de bijzondere waarbor-gen waarmee de wetgever de gewone planprocedure heeft om-geven zich sterker doet gelden en aan het planologisch kader waarop vooruit wordt ge-grepen zwaardere eisen dienen te worden gesteld.

2.5. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" rust op de betrokken percelen de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden". Het openen van de mogelijkheid om hierop een geluidswal te plaatsen moet als een ernstige inbreuk op de agrarische bestemming worden aangemerkt. De planologische uitstraling daar-van op de omgeving is zeer aanzienlijk vanwege de voorziene lengte, breedte en hoogte van de wal.

2.6. Ten aanzien van de dringende redenen die het volgen van de anticipatie-proce-dure moeten rechtvaardigen is door ver-weerder uiteengezet dat de geluidswal groten-deels gereed moet zijn als de eerste woningen - eind 2001 - worden opgeleverd. Voorts is aangevoerd dat een aanzienlijk deel van de grond die in de wal wordt verwerkt afkomstig is van andere op stapel staande gemeentelijke projecten, die aanzienlijke vertraging zullen oplopen indien de desbe-treffende grond niet tijdig naar de onderhavige locatie kan worden afgevoerd.

Met name de eerste reden acht de rechtbank, in aanmerking genomen de op de gemeente Breda rustende verplichting tot het realiseren van een groot aantal nieuw-bouw-woningen op haar grondgebied en de aanwijzing van de onderhavige locatie als VINEX-locatie, op zichzelf een zodanig dringend belang dat toepassing van de anticipatieprocedure gerechtvaardigd is.

In het navolgende zal worden bezien of de belangen van eisers zich er niettemin tegen verzetten dat die procedure wordt gevolgd.

2.7 Ten aanzien van de stelling van eisers dat er mogelijkheden zijn om de wal lager uit te voeren overweegt de rechtbank het volgende.

De aanleg van de geluidswal en de nieuwe woonwijk is planologisch geregeld in het Voor-ontwerp-bestemmingsplan "Nieuw Wolfslaar" van mei 2000. Dit voorontwerp borduurt voort op de Structuurschets Nieuw Wolfslaar van juni 1998, waarin wordt terugverwezen naar de Nota "Steengoed/Landgoed" uit oktober 1996 als een pro-gramma van eisen om te komen tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van een nieuwe woonwijk met ongeveer 750 woningen en waarin de daartoe gemaakte keuze voor het stedenbouwkundig ontwikkelingsmodel "Stad tussen Groene Linten" verder is uitgewerkt. Blijkens de structuurschets brengt deze keuze met zich dat twee noordzuid gerichte structuurdragers dienen te worden ontwikkeld. Het betreft enerzijds de natuurontwikkeling in het beekdal van de Bavelsche Leij, die vergt dat aan weers-zijden van dit water een strook van 50 meter onbebouwd dient te blijven, en ander-zijds de aanleg van een 15 meter hoge geluidswal langs de A27 ter afscherming van het snelweglawaai. De hoogte van 15 meter is afgeleid van de situering en de hoogte van de ge-projecteerde woningbouw en de daarop toegestane geluidsbelasting van 50 dB(A). Verweerder wil voor deze nieuwbouwwijk vasthouden aan deze (maximale) geluidsbelasting en heeft er derhalve niet voor gekozen een procedure te volgen teneinde te komen tot een hogere grenswaarde.
In haar advies omtrent het Voorontwerp-bestemmingsplan "Nieuw Wolfslaar" spreekt de PPC haar waardering uit voor de kwaliteit van het integrale ontwerp voor deze Vinex-locatie "waarin interessante woonvormen samengaan met de bijzondere ruimtelijke omstandigheden van het gebied (bestaande kwaliteiten, natuurontwikkeling, integratie geluidswal)". De door verweerder gekozen uitgangspunten, zoals in het Voorontwerp-bestemmings-plan "Nieuw Wolfslaar" verankerd, acht de rechtbank niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist.

De StAB heeft gerapporteerd dat uit de verschillende akoestische onderzoeken van TNO kan worden opgemaakt dat met de 15 meter hoge geluidswal overeenkomstig het definitief ontwerp de voorkeursgrenswaarde in het gebied Nieuw Wolfslaar nauwe-lijks overschreden hoeft te worden. Eisers moet, zo blijkt ook uit het rapport van de StAB, worden toegegeven dat er mogelijkheden zijn om de geluidswal lager uit te voeren zonder dat dit onover-kome-lijke gevolgen heeft voor de geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen. In zijn reactie op dit rapport is dit ook door verweerder erkend, doch daarbij is tevens aangegeven dat daaraan zodanig zwaarwichtige bezwaren kleven dat daarvan moet worden afgezien. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Van verweerder kan niet worden gevergd mee te werken aan een door eisers gewenste lagere uitvoering van de geluidswal, indien en voor zover daarmee de gekozen - door de rechtbank niet onredelijk geachte - uitgangspunten losgelaten moeten worden. Dit is slechts anders indien in het licht van het hiervoor geschetste planologische kader gezegd zou moeten worden, dat een of meer belangen zodanig zwaar worden getroffen dat, na afweging van deze belangen tegen de door verweerder aangedragen spoedeisende belangen voor het volgen van de anticipatieprocedure, verweerder in redelijkheid niet aan die uitgangspunten heeft kunnen vasthouden. In dit verband overweegt de rechtbank dat een lagere uitvoering van de onderhavige geluidswal er toe leidt dat minder woningen kunnen worden gebouwd. Weliswaar geeft het rapport van het door eiser sub 4 geraadpleegde bureau Greten Raadgevende Ingenieurs aan dat bij een scherm met een hoogte van 10 meter voor alle woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), doch uit dit rapport blijkt niet in hoeverre rekening is gehouden met meergenoemde uitgangspunten. In het rapport zijn geen gegevens opgenomen over de situering en de uitvoering van een scherm danwel de waarneemhoogte van de geluidsbelasting. Evenals de StAB is de rechtbank van oordeel dat het rapport Greten niet afdoet aan de conclusies die zijn verbonden aan de akoestische onderzoeken van TNO.

De keuze voor een lagere geluidsvoorziening (als bijvoorbeeld variant F) brengt met zich dat een zodanige wal steiler en met harder materiaal moet worden uitgevoerd, terwijl de voet van die wal dichter bij de A27 komt te liggen en de top dichter bij de molen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een dergelijke uitvoering bovendien niet spoort met zijn visie dat de geluidswal een geïntegreerde structuurdrager moet worden. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat deze uitvoering van de wal (veel) duurder zal zijn. In het rapport van de StAB wordt een en ander ook wel onderkend. In aansluiting hierop is voorts van belang dat blijkens het rapport van Adviesbureau Peutz & Associes B.V. (hierna: Peutz) d.d. 19 december 2000 een dergelijke, lagere wal tot gevolg heeft dat de op- en neer-waartse geleiding van de wind wegvalt waar-door een turbulentere stroming zal op-treden. Die situatie wordt door Peutz op voor-hand reeds onaanvaardbaar geacht voor het windklimaat bij de Bavelse molen.

Namens verweerder is voorts benadrukt dat het een geluidswering voor een Vinex-locatie voor 750 woningen betreft en dat het gebruik van dubbellaags ZOAB op het betrokken gedeelte van de A27, dat thans bij Rijkswaterstaat nog niet aan de orde is, kan worden gereserveerd als buffer voor onverhoopte toekomstige akoestische tegenvallers. Met het oog op de duurzaamheid van de te ontwikkelen woonwijk en de thans reeds aanwezige verkeersdrukte op de A27, acht de rechtbank dit standpunt niet onbegrijpelijk.

Door de StAB is nog opgemerkt dat met een lagere hoogte van de geluidwerende voorziening kan worden volstaan indien in plaats van het rekenmodel TOMAS toe-passing zou zijn gegeven aan de Standaardrekenmethode II (SRM II) die in het Reken- en Meetvoorschrift Verkeerslawaai voor dergelijke situatie is voorgeschreven. De rechtbank acht evenwel door verweerder voldoende toegelicht dat, nu het hier gaat om een achterover hellende geluidswering, het gebruik van het rekenmodel TOMAS een betere benadering geeft van de reële situatie dan (strikte) toepassing van de SRM II-methode. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat, blijkens de verklaring van geen bezwaar van GS, toepassing van deze methode de instemming heeft van het Ministerie van VROM.

De rechtbank zal vervolgens ingaan op de - door eisers gestelde - nadelige gevolgen van een 15 meter hoge geluidswal.

2.8. Met betrekking tot het beroep van eisers sub 1 wordt het volgende overwogen. Kantoorbebouwing in de noordelijke tak van de geluidswal op de door verweerder voorgestane locatie wordt niet aanvaardbaar geacht door de PPC. Ter zitting van 22 maart 2001 heeft verweerder aangegeven dat momenteel bebouwing voor andere doeleinden overwogen wordt. Dat, zoals verweerder verder heeft aangevoerd, de in geding zijnde vrijstelling geen betrekking heeft op de ter plaatse geprojecteerde bebouwing, brengt niet met zich dat dit deel van de geluidswering thans geheel buiten beschouwing dient te blijven. Het feit dat eisers sub 1 te zijner tijd in de gelegenheid zijn om hun belangen te bepleiten in de bestemmingsplanprocedure maakt dat niet anders. Vast staat dat op deze locatie bebouwing is voorzien, die een functie heeft in de geluidwering ten behoeve van de nieuwe woonwijk. In zoverre kan dit gedeelte van de wal niet los van de geluidswal als geheel worden beschouwd. Gelet op het advies van de StAB moet worden aangenomen dat bebouwing van welke aard dan ook, met een hoogte van 15 meter, niet zal leiden tot onaanvaardbare visuele hinder vanuit de woning van eiser Bastiaansen en dat alleen gedurende de wintermaanden zeer beperkte schaduwhinder ondervonden kan worden. Aangezien de woningen van de overige eisers sub 1 op nog grotere afstand van de beoogde bouwlocatie zijn gelegen, moet worden geoordeeld dat hun woon- en leefklimaat in nog mindere mate beïnvloed kan worden.

2.9. Eisers sub 2 en 3 hebben in het bijzonder aangevoerd dat het aanzicht en uitzicht vanuit wordt aangetast en dat geluidsreflectie zal optreden. De rechtbank kan zich vinden in de desbetreffende bevindingen van de StAB. De huidige situatie wordt uit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt niet zodanig waardevol bevonden dat de aanleg van een 15 meter hoge geluidswal zonder meer een onaanvaardbare verslechtering zal betekenen. Voorts acht de StAB niet aangetoond dat de geluidswal tot een onaanvaardbare horizonvervuiling zal leiden.

2.10. Voor reflectie van het geluid via de geluidswal in de richting van de bestaande woningen in en de woning van eiser Bastiaansen hoeft evenmin gevreesd te worden, aldus de StAB, die zich daarbij baseerde op de diverse akoestische onder-zoeken van TNO. Voorts zij hier vermeld dat de conclusie van TNO dat de reflecties tegen het talud en de schanskorven van de in geding zijnde geluidswal geen nadelige invloed hebben op het geluidniveau aan de oostzijde van de A27 volgens het rapport van Caubergh-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. niet strijdig is met de gegevens uit de vakliteratuur en in voldoende mate en op een zorgvuldige wijze is onderzocht.

2.11. Omtrent de gevolgen voor de beltmolen "De Hoop" door de aanleg van een 15 meter hoge geluidswal concludeerde de StAB dat nog onvoldoende duidelijk is gemaakt dat het windklimaat ter plaatse niet op onaanvaardbare wijze zal ver-slech-teren. Een nader onderzoek naar het aantal draaiuren van de molen en de mogelijk optredende turbulentie in de toekomstige situatie zou naar de mening van de StAB op zijn plaats kunnen zijn. Deze conclusie is door de StAB gebaseerd op de stelling dat het onderzoek van Peutz niet alle informatie verschaft over het toekomstig functio-neren van de molen na de aanleg van de geluidswal. Dienaangaande stelt de recht-bank - in navolging van de StAB - voorop dat in het windtunnelonderzoek van Peutz de gegevens over de afname van de windsnelheid het resultaat zijn van metingen op een model waaraan een groter gewicht moet worden toegekend dan aan de bere-ke-ningen van "De Hollandsche Molen", welke gebaseerd zijn op gegevens die afkomstig zijn uit experimenteel onderzoek en op theorie. Daarbij tekent de rechtbank aan dat niet is gebleken dat de metingen op onjuiste wijze hebben plaatsgevonden. Voorts overweegt de rechtbank dat Peutz, naar aanleiding van de door de StAB opgeworpen aarzelingen, de reeds verrichte metingen nader heeft uitgewerkt en aan de hand daarvan in het rapport van 19 december 2000 heeft geconcludeerd dat, zo het wind-klimaat bij de molen als gevolg van de 15 meter hoge geluidswal al zou verslechteren, de verandering van het aantal draaiuren per jaar in het operationele windsnelheids-gebied van de molen naar verwachting beperkt zal zijn. Er bestaat geen aanleiding om nog nader onderzoek te verrichten, aldus Peutz. Naar het oordeel van de rechtbank kleven aan dit rapport noch aan de eerdere door Peutz in dit verband geproduceerde rapporten naar inhoud en wijze van totstand-koming zodanige gebreken dat verweerder deze niet in redelijkheid ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn standpunt dat bij afweging van de betrokken belangen het volkshuisvestingsbelang dient te prevaleren boven het belang van eiser sub 4 bij een ongewijzigd windklimaat.

2.12. Gelet op het vorenstaande, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan de uitgangspunten die uiteindelijk hebben geresulteerd in het ontwerp van de onderhavige 15 meter hoge geluidswal.
In aanmerking genomen het dringende belang dat is gediend met de realisering van de geluidswal en het voorliggende - goeddeels afgeronde planologisch - toetsings-kader, dat in hoofdzaak de instemming heeft van het provinciaal bestuur, hebben verweerder en GS zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestemmingsplanprocedure in dit geval niet kon worden afgewacht.

2.13. Tenslotte wordt het volgende overwogen. Gelet op de in onderdeel 2.1. van deze uitspraak opgenomen beschrijving van de geluidswal, is sprake van een con-struc--tie van zand, aarde en bouwkundige elementen (schanskorven) met een plaats-gebonden karakter. Naar het oordeel van de rechtbank dient de geluidswal in zijn geheel, mede in aanmerking genomen dat de schanskorven daarin een meer dan ondergeschikte functie vervullen, aangemerkt te worden als een bouwwerk in de zin van de Bouwverordening van de gemeente Breda. Onder verwijzing naar de beschou-wingen van de StAB hierover, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voor de oprichting van de wal, indien bij de uitvoering daarvan wordt vastgehouden aan de plaatsing van de schanskorven zoals voorzien in het definitief ontwerp, een bouw-vergunning is vereist.

2.14. Gelet op het voorafgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen redenen.


3. Beslissing:

De rechtbank:

verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. Van Viegen, Janssen en Kok en uitgesproken in het openbaar door mr. Van Viegen, in tegenwoordigheid van mr. Verdonschot als griffier, op 20 april 2001.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belang-hebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de datum van verzending van het afschrift van deze uitspraak.

Afschrift verzonden d.d.:
ms