Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


"Defensie-onderzoek en parlementaire controle"

15-03-2001

De regering heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in een brief van 11 juni 2000 om advies gevraagd naar aanleiding van de motie-Zijlstra/Van t Riet van 14 februari dat jaar, die de regering verzocht na te gaan op welke wijze kan worden voorzien in een onderzoekscapaciteit, gericht op defensievraagstukken in de ruimste zin des woords. De AIV heeft zijn advies, getiteld "Defensie-onderzoek en parlementaire controle", op 11 december jl. uitgebracht. Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de reactie van de regering op het advies toekomen.

De AIV levert met zijn advies een welkome bijdrage aan de gedachtewisseling tussen de Tweede Kamer en de regering over de wenselijkheid en de mogelijkheden om een onderzoekscapaciteit inzake defensievraagstukken vorm te geven. De raad heeft in kort tijdsbestek een overtuigende analyse van de huidige situatie verricht en is op grond daarvan tot realistische conclusies en pragmatische aanbevelingen gekomen. De belangrijkste aanbeveling van de raad aan de regering - "zich te richten op een vorm van bemiddeling tussen de vraag vanuit de Tweede Kamer en het aanbod van deskundigheid op het gebied van defensie in Nederland en daarbuiten en niet op een instituut dat zelfstandig onderzoek zou gaan doen" - laat aan duidelijkheid niets te wensen over, maar biedt evenzeer handvatten om aan de door de Kamer gevoelde wens tegemoet te komen. De regering kan zich in deze aanbeveling vinden, evenals in de conclusie van de raad, "dat het niet zozeer gaat om meer onderzoek op defensiegebied, maar meer gericht onderzoek dat voldoende aansluit bij de behoefte hieromtrent die in het parlement wordt gevoeld en dat nauw aansluit, ook in de tijd, op het politieke proces van besluitvorming waar het parlement voor wordt gesteld", vooral ook omdat deze conclusie berust op een heldere schets van de situatie in het buitenland en op gesprekken die de raad heeft gevoerd met een aantal direct betrokkenen, waaronder de indieners van de motie en de voorzitter van de Tweede Kamer.

De pragmatische oplossingsrichting die de AIV in zijn advies voorstaat, strookt met het recente initiatief van het Presidium van de Tweede Kamer om een klein onderzoeksbureau op te richten. Bezien kan worden in hoeverre dit bureau van meet af aan zal worden belast met defensiegerelateerde vraagstukken, of dat, zoals de raad veronderstelt, een aantal deskundigen de Tweede Kamer ten dienste zou kunnen staan als makelaars in kennis en informatie op het gebied van defensie. De regering verneemt graag van de Tweede Kamer of zij belangstelling heeft voor het aanbod van de AIV zijn deskundigheid beschikbaar te stellen voor een dergelijke makelaarsfunctie en is bereid over de modaliteiten daarvan te overleggen. De regering is het met de raad eens dat dit een tijdelijke oplossing zou zijn in afwachting van de verdere ontwikkeling van de onderzoekscapaciteit van de Tweede Kamer en omdat de structurele taak van de AIV, de strategische beleidsadvisering, niet in het gedrang mag komen (terecht wijst de raad er in dit verband nog eens op dat de Tweede Kamer net als de regering de mogelijkheid heeft de AIV over beleidskwesties om advies te vragen).

Gelet op het advies van de AIV en de ontwikkelingen in het parlement sinds de indiening van de motie-Zijlstra/Van 't Riet komt het de regering voor dat er inmiddels voldoende aanknopingspunten zijn om, met inachtneming van de onderscheiden verantwoordelijkheden, concrete stappen te zetten om de gedachtewisseling over de vormgeving van een onderzoekscapaciteit gericht op defensievraagstukken tot een goed einde te brengen.

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

mr. F.H.G de Grave